Ik was dus die ‘loser’, begreep ik vanuit een D’66 congres.
“Wanneer je als babyboomer op je vijftigste nog geen eigen woning had, was je wel een loser”, werd er gesteld in een discussie over de stedelijke verhouding omtrent de sociale, vrije sector- en koopwoningen. De spreker, een witte boord van in de dertig, met ongetwijfeld een Golf TDI voor de deur, ontving geen instemming maar zeker ook geen boegeroep.
Deze ‘loser’ was met z’n babyboomervrouw eind jaren zestig van de vorige eeuw in een halve woning in het centrum van ons Mokum beland voor een huurtje in de vrije sector. De vrije sector van de ‘onderklasse’ wel te verstaan. Acht en veertig werkelijke guldens en vijftig centen moesten maandelijks cash naar het makelaarskantoor gebracht worden voor een tweekamerwoning met één koude kraan, twee lichtpuntjes, een stopcontact en met een gaspitje in de keuken waarvan de hoek werd ingenomen door een watercloset met stortbak. Vijf jaren later verliet het ‘loser’ gezin het door hen zelf gerestaureerde halve woninkje uit 1850 met een eigentijdse elektrische, gas- en waterinstallatie, weggewerkt in nieuwe plafonds en met eigen handen gestucte wanden. “Dank u ‘loser’”, zei de makelaar/eigenaar.
De ‘loser’ vrouw had gelukkig nog wel het recht zich te vermenigvuldigen en werd daardoor een ietwat te gezette dame voor het kleine huisje want een mensje was in haar in de maak. Er werd bij het CBH (= Centraal Bureau Herhuisvesting) aangeklopt voor een huisje met ook een kinderkamer. “Hoe kunt U dan ook een kind nemen daar in dat ongezonde centrum in dat kleine huisje, u komt als zoveelste op de wachtlijst”, was de legale afwijzing in die jaren zeventig. Ook de al vijf jaren lidmaatschap van een woningbouw vereniging was niet voldoende om het ‘loser’ gezin aan een iets ruimer huisje te helpen.
Heel brutaal en voorzichtig werd geïnformeerd naar een krantenadvertentie voor een appartement van wel 70m2 op de zesde verdieping van een redelijk nieuwe flat in Amsterdam Noord. De vraagprijs was 48 duizend gulden exclusief. Dat was even iets anders dan 48 gulden in de maand. Na een bijna slapeloze nacht en een boze droom over een ontslag na een terecht grote bek tegen de baas, werd gauw afgezien van deze eventuele ‘schuld’. Met een beetje spaargeld op de bank voor de gewenste verhuizing en morgen of overmorgen de komst van een kindje, dan ging je je toch niet in de schuld steken en afhankelijk worden van een bank en de grillen van de baas. Trouwens Opa, Oma, Vader en Moeder hadden hun kinderen en klein kinderen geleerd, eerst genoeg sparen en dan kopen.
Het werd uiteindelijk een huurhuis in de Rivierenbuurt voor heel veel sleutelgeld en een half jaar buffelen met familie en vrienden om het huis bewoonbaar te maken volgens de letter van de bouw- en installatie wet (het bouwbesluit). Eindelijk na vele jaren gaf het lidmaatschap (rangnummer) recht op een goed onderhouden woning bij de woningbouwvereniging. Maar als je tevreden in jouw buurt woont, laat je deze verleiding zonder problemen aan je voorbij gaan en geef je andere woningzoekende daarmee een kans. Zo was de gedachten van deze ‘loser’.
Inmiddels hebben jouw kinderen dan de 16 jarige leeftijd bereikt en komt de goede ouder tot het besef dat jouw ‘vogeltjes ’ van gisteren eens de nieuwe ‘adelaars’ zullen zijn van morgen en zullen uitvliegen. Uitvliegen in de zin van het woningzoekende zijn en dus schrijf je ze in bij diezelfde woningbouwvereniging om daarmee het begeerde lage rangnummer te verkrijgen en op z’n tijd, het liefst ook een huisje in de vertrouwde eigen buurt. Een goede gedachte blijkt later want zowel dochter als zoon lief vinden een huis in de buurt volgens de regels van de woningbouwvereniging.
Maar dan in de jaren tachtig van de vorige eeuw krijgen de leden van de woningbouwvereniging een brief van de directeur, de vereniging gaat fuseren! Dat moet van Den Haag, ze moeten meer hun eigen broek ophouden, bij voorkeur veel geld gaan verdienen om de nog altijd woning tekorten te kunnen opheffen met nieuwe sociale woningbouw uit eigen zak. Het gaat nog verder, de VVD-er de latere minister van Binnenlandse zaken en huidig commissaris van de koning (in), Johan Remkes vindt dat het afgelopen moet zijn met die ‘communistische’ woningbouw verenigingen. Liquideren die socialistische verenigingen uit het begin van de 20ste eeuw, is zijn advies, en omvormen tot corporaties oftewel stichtingen zonder leden met inspraak. ‘ ‘ ‘Nieuwe’ corporaties met deskundige maar vooral goed betaalde besturen zou de oplossing zijn voor de huisvesting misère. Niets is minder waar, de deskundigen blijken slechts deskundig in het verrijken van zichzelf!
De PvdA en D’66 vertalen de nieuwe ontwikkeling op huisvestingsgebied als dat er meer mogelijkheden moeten komen voor een eigen bezit voor Jan met de pet of Mien met het schort. De ‘loser’ , trouw woningbouw lid, gaat in 1996 heftig in de aanval. Hij schrijft in een open brief in een buurtblad dat de woningbouwvereniging haar oorspronkelijke idealen, betaalbare en goed onderhouden woningen voor de arbeider ( =werknemer), volkomen in de geschiedenisboeken zal laten verdwijnen.
De eens zo democratische woningbouwvereniging met en van de leden zal verworden tot een ordinair verhuurbedrijf, schrijft hij. Dit levert hem een stevige aanvaring op met de woningbouwdirecteur, die zijn macht gaarne uitgebreid zag wanneer hij wordt ontdaan van lastige en in zijn ogen zeer vervelende ledenraden.
De tijd verstrijkt en de huisvesting in de grote stad blijft problematisch. Het beleid van diverse kabinetten is vooral gericht op eigen bezit met een grote hypothecaire belastingaftrek. Over ongelijkheid gesproken, meer particulier bezit wordt beloond met belastingaftrek, de huurder krijgt jaarlijks zijn huurverhoging zonder enige vorm van aftrek. Een leuk verschijnsel is wel de min of meer verplichte vereniging van huiseigenaren voor het gemeenschappelijk onderhoud. De opzet van de woningbouwverenigingen met hun leden en bewoners van de vorige eeuw was eigenlijk niet anders.
Het is dan ook vreemd dat het bezit van al die duizenden leden zomaar in handen kwam, zonder enige vergoeding aan de leden, van verkwistende en zakkenvullende bestuurders met dezelfde functie als de vroegere vrijwilligers in de ledenraden.
De directies van de corporaties hebben heden ten dagen hun handen vrij en begeven zich lustig op de woningmarkt zoals de voorspelde ordinaire makelaars, maling hebbende aan hun statutaire doelstellingen. Sociale huurwoningen in de grote steden worden, onder druk van VVD, CDA en D’66 besturen, in grote getale op de markt te koop aangeboden. Wonen in b.v. Amsterdam wordt daardoor slechts nog mogelijk voor de vermogenden en beter betaalden. De kinderen van de voormalige arbeider zullen niet in hun stad kunnen blijven wonen en worden uit hun stad ‘verbannen’ naar de Flevo polder of West Friesland. Amsterdam wordt van de mensen die de huurder betitelen als ‘loser’.
Alsof huurder pesten nog niet genoeg had plaats gevonden, komt VVD minister Blok met extra huurverhoging om een doorstroming van het huurdersbestand te bewerkstelligen.
De ‘loser’, verknocht aan zijn buurt en die zijn huurhuis heeft onderhouden alsof het zijn eigen huis is, wordt, omdat zijn pensioentje net de huurgrens passeert, extra belast en ziet zijn huishoudbesteding hierdoor ernstig beknot. De ruim veertig jaren huurbetaling heeft allang de bouwkosten van het huis overlapt, maar ja de markt doet haar ‘liberale’ werk.
Je vraagt je nu af, wie maakt jou eigenlijk tot een ‘loser’? Het is vragen naar de bekende weg. Natuurlijk, het zijn de bestuurders die je in de Tweede Kamer gekozen had om ook jouw belangen te verdedigen.
Toch maar weer eens een domme poging wagen. Een zoveelste ‘loser’ brief naar de deelraadwethouder met wonen in zijn portefeuille. Geachte heer, “op welke wijze komen de gelden van mijn huurverhoging bij die makelaar of huisjesmelkers nu terecht. Bij de corporaties voor een nieuwbouw of renovatie project?”.
Hakkelend is het antwoord dat er moet worden gelet op het puntenwaarderingssysteem en de locatie van de betreffende woning. “Dat was de vraag niet, meneer de wethouder! ” Waar blijft het geld van de extra huurverhogingen, zijn die inderdaad al geïnvesteerd in nieuwe sociale woningbouw?”. De vraag blijft onbeantwoord!
Met een onderdrukte glimlach heeft de ‘loser’ de ineenstorting van de particuliere huizenmarkt aanschouwd. Het was hem altijd al een raadsel geweest hoe het mogelijk was om een auto te kopen van de overwaarde (welke overwaarde ?) van jouw huis dat nog niet eens afbetaald was en nu schreeuwde de huizenkoper ‘moord en brand’ omdat zijn huis niet dat waard was wat de bankman of vrouw hem/haar verteld had. Restschulden zijn aan de orde van de dag.
Niet voor de ‘loser’ , die had al van zijn Oma en Opa geleerd, eerst sparen en dan kopen. Wie is nu de ‘loser’ ? Maar als we rechtsaf konden, kunnen we toch ook weer linksaf?
Beter een traag functionerende democratische woningbouwvereniging met leden inspraak, dan een goed functionerende (waar?) woningcorporatie zonder de bindende inbreng van hun huurders.
Dick Neijssel.