HELP … IS ER EEN DOKTER IN DE ZAAL?

Komt een vrouw bij de dokter…

“Goedemorgen!”

“Nou, deze morgen is echt niet beter als alle anderen, dokter.”

“Wat scheelt eraan, mevrouwtje?”

“Ik ben moe.”

“Als u uw tasje even op de grond zet, dan kunt daar gaan liggen.”

“Dokter, ik hoef niet te liggen. Ik lig al de hele dag op de bank.”

De dokter liet zich niet zo snel uit het veld slaan, en vervolgde met zijn monotone, kalme stem.

“Kom, laat me u eens even onderzoeken.”

“U hoeft helemaal niks te onderzoeken. Ik ben gewoon doodmoe.”

“Ontkenning is meestal de eerste fase. Als u nu even wilt …”

“Dokter … u luistert niet!! Ik ben verdorie moe!”

De dokter keek ietwat bedremmeld over zijn beslagen brilglazen. Het was niet elke dag dat hij zo’n bloedmooie dame op zijn spreekuur kreeg. En deze was ook zeker niet op haar mondje gevallen…

“Oké, ik begrijp dat u boos bent.”

“Ja, hèhè, zou je ook niet…’’

“Nou, gaat u dan maar eens even zitten. Dan kunt u me in alle rust uitleggen wat eraan mankeert.”

De dame ging zitten, ietwat ongemakkelijk door de spiedende ogen van de dokter die haar minutieus volgden.

“Uh …misschien kunt u uw stoel iets verder naar achter schuiven. U begrijpt het wel…”

“Ja, ja, dat is nou precies waar ik zo moe van word!”

“Ach, het verplaatsen van een stoel…?”

Wanhopig rees de dame haar armen ten hemel.

“Bent u nou dom, of wat?”

“Hoezo, ik stel gewoon een logische vraag.”

“Logisch … dat noemt u logisch?!! Heeft u nog een paar werkende hersencellen, dokter?”

Op dit moment maakte zich ook van de dokter enige irritatie meester.

“Mevrouwtje, als u hier bent gekomen om mij te beledigen, dan kan ik niets voor u betekenen. Dus nogmaals, ik vraag u beleefd, waarvoor bent u nu zo boos?”

“Omdat ik er niet meer tegen kan!”

“Waartegen?”

“Tegen dat Corona-gedoe … ik ben er helemaal klaar mee!”

Het gezicht van de dame werd steeds rooier, althans voor zover dat zichtbaar was.

“Maar dat virus is niet klaar met ons.”

“Ach, dat bedoel ik nou. Ik word gek van al die mensen die dat zeggen. Er is niks!”

“Wat is er niks … ik ben bang dat ik u niet kan volgen.”

“ER IS NIKS!”

“Dus u beweert dat er geen virus is.’’

De dame zuchtte eens diep. Vele malen had ze dit soort gesprekken al gevoerd. En elke keer voelde ze zich zo uitgeput na afloop. Toch gaf ze het niet op… nooit…

“Schei nou toch uit, zeg. Als dit zo’n killer virus is, hoe kan het dan dat de meeste mensen niet eens weten dat ze het hebben… dat bestaat toch niet!”

“Dat heet asymptomatisch.”

“Ik weet hoe het heet, dokter.”

“Dat doet me deugd…”

“Maar ziet u dan niet dat er niemand meer in het ziekenhuis ligt? Nogmaals, er is niks meer!”

De dokter nam even een paar keer diep adem…

“Mevrouwtje, dit virus heeft al voor heel veel zieken gezorgd, en doden. Door het te ontkennen maakt u het echt niet beter. We moeten het samen doen.”

“Samen?!! SAMEN?!! Als we een ding niet hebben gedaan, is het samen zijn.”

“Nou, dat ben ik toch echt met u oneens. Ik vind dat we het best goed gedaan hebben. Het is nog niet af, hoor. En ik mag toch echt hopen dat u nog eventjes op uw tanden bijt en mee doet. Totdat het vaccin er is…”

De dame kromp ineen, bij elk woord een stukje meer. Maar bij die laatste zin ontplofte de vulkaan en schoot ze uit haar stoel.

“Het vaccin!”

“Ja, dat zei ik dus…”

“Dat spul dat gekocht is, terwijl het nog niet eens klaar is… En waar de leverancier al heeft geregeld dat er niemand later kan aankloppen als er toch wat probleempjes blijken te zijn. En dat met ONZE belastingcenten.”

“Het is de enige weg terug naar normaal. Of u dat nu wilt zien of niet.”

“Met mijn ogen is niks mis. Misschien moet u eens die bril glazen schoon maken, dokter.”

De boosheid bij de dame werd steeds verder opgevoerd door de pure wanhoop en machteloosheid die ze al maandenlang voelde.

“Ik kan hier echt niet meer tegen. We hebben de hele economie naar de gallemiezen geholpen voor NIKS! En nu die belachelijke 1.5 meter. En dat handen kapot wassen. En mijn arme moeder helemaal alleen in dat verpleeghuis. Het is gewoon verschrikkelijk!”

“Ik betreur ook ten zeerste het menselijke leed dat het virus heeft veroorzaakt. Jawel … ook mijn praktijk heeft eronder geleden hoor, mevrouwtje. Vergis u niet.”

“Dat virus heeft helemaal niks veroorzaakt. Dat doen de maatregelen! Snapt u dat nou echt niet…”

Een minzaam lachje van de dokter was lichtjes hoorbaar onder zijn stoffen kapje.

“Ach… ieder zijn vak, he. Laten wij nou maar gewoon de mensen volgen die ervoor doorgeleerd hebben.”

“Die vertrouw ik voor geen meter!”

“Oh nee…?”

“NEE! Ziet u dan niet dat Big Pharma alles domineert. En Big Tech die alles censureert. En onze regering die gewoon een stelletje marionetten zijn van het grote geld…”

De dokter liet weer even een pauze vallen, wachtend op het moment dat de tirade zou overwaaien.

“Het is mij duidelijk dat u nog nooit een patiënt heeft gezien. Het is echt zeer ernstig. Velen heb ik moeten doorsturen. Naar het ziekenhuis wel te verstaan.”

“Maar er zijn geneesmiddelen! Weet u dat dan niet… HCQ met zink.”

“Oh, van die arts uit het zuiden, Elens, of zoiets. Daar houd ik me niet mee bezig. Ik wil wel graag een verantwoorde arts zijn … en blijven.”

“Nog een beetje lachen om hem ook… Vreselijk! Waren er maar meer zoals deze man. Moedig!”

De handen van de dame zaten inmiddels verstrikt in haar weelderige haarbos. Ze had er al menigeen uitgetrokken in recente tijden.

“Nou, gaat u me nog een pil voorschrijven, of wat?”

“Voor wat, als ik vragen mag?”

“Voor die moeheid natuurlijk. Ik trek het echt niet meer.”

“Ik vrees toch dat uw klachten psychosomatisch van aard zijn.”

“Psycho … wat!?”

“Psychosomatisch.”

“Ja, dat hoorde ik al. Maar wat betekent dat…”

De dokter raakte maar niet van streek. Met een ijzige stem vervolgde hij kalmpjes.

“Dat uw klachten een psychische oorsprong hebben.”

“Dus ik ben gek…”

Voor het eerst tijdens het hele gesprek wendde de dokter zijn blik af van de dame wiens kookpunt nu toch echt bereikt was. Hij pakte een blaadje en begin daar wat onleesbare dingen op te krabbelen.

“Ik zal u een verwijzing geven.”

“Voor wie?”

“Voor u, dat zei ik net.”

“Ja, snuggere … maar waar stuur je me dan naar toe?”

“Een psychiater.”

“Een ziele knijper…”

“Nou, zo zou ik hem niet willen omschrijven…”

“Dus ik ben toch gek…
”

De dokter stond op en overhandigde het papiertje aan de dame, die inmiddels haar mondkapje uit pure frustratie op de grond had gesmeten. Handen schudden was er al maanden niet meer bij. Een beleefd knikje met het hoofd in dit geval ook niet. Tenminste niet van de kant van de dame, die boos de kamer uit stormde … langs de twee andere behandelkamers … totdat ze bij de balie aankwam. Daar scheurde ze demonstratief het papiertje kapot voor de verbouwereerde ogen van de receptioniste.

“Mevrouw … uw afspraak,” riep deze nog toe, maar dat had al lang geen zin meer.

De dame had zich al omgedraaid en liep richting de glazen deur. Zes lichtblauwe mondkapjes en twaalfde verdwaasde ogen staarden haar na. De zon scheen fel aan de horizon. Ze liep naar haar auto toe en keek nog een keertje om. Vastberaden om nooit meer terug te komen…

Angelo Meijers,  6 sept. 2020

Loading